💡 De slimme spons: een energietoekomst die wél werkt
“In 2020 gaat het licht uit!”
Die uitspraak werd destijds breed uitgemolken in de media. Paniek. Tekorten. Failliet energiebeleid. Maar wat als die boodschap — en de hele denkwijze erachter — zélf het echte probleem is?
De klassieke redenering zegt: we moeten zélf, op Vlaams grondgebied, alle nodige energie produceren. Dat klinkt logisch. En veilig. Maar het is een achterhaalde reflex.
Want Vlaanderen is te klein, te dichtbebouwd, en verbruikt te veel om alles zelf op te wekken. Zeker op zonarme, windstille dagen is het waanzin om te denken dat je hier structureel energieautonomie kan afdwingen zonder open systeemdenken.
En toch: enkele winters geleden stonden bijna alle kerncentrales stil. En wat gebeurde er?
Niets. Het licht bleef aan.
Waarom? Omdat er meer flexibiliteit in het energiesysteem zit dan men durft toe te geven.
Er zijn afspraken met energie-intensieve industrieën over afschakeling. Er is import. En vooral: er is ruimte voor slimme buffering, vraagsturing en gedecentraliseerde opslag — als we het systeem ook zo durven te organiseren.
Energie denken als spons, niet als emmer
De toekomst vraagt niet om één groot energie-atol in de Noordzee.
Ze vraagt om duizenden slimme sponzen verspreid over Vlaanderen.
- Elke elektrische wagen met bidirectionele laadpaal is een batterij.
- Elke wijk met een buurtbatterij kan lokaal pieken bufferen.
- Elke woning met een dynamisch energiecontract kan verbruik afstemmen op netcapaciteit.
We moeten energieverbruikers activeren als deelnemers.
En net dat is de missing link: ons systeem blijft gericht op productie, niet op participatie.
Wat als we de consument als slimme coördinator zien, en het net als fluïde infrastructuur i.p.v. als loutere verdeler?
Vandaag bestaan er al modellen waarin netbeheerders kortingen toekennen aan wie lokaal het net ontlast.
Slimme meters, variabele injectietarieven, wijkplatforms: allemaal bouwstenen. Alleen zit het systeem nog in versie 0.9.
Wind, zon en het recht op meedoen
Windmolens blijven nodig. Maar in plaats van subsidies naar buitenlandse ontwikkelaars te sturen, moeten we die projecten vermaatschappelijken. Winddelen, buurtparticipatie, directe vergoedingen voor omwonenden: zo worden windmolens geen last, maar een kans.
Zonnepanelen? Ja, maar niet enkel op “perfecte daken”. Denk aan coöperatieve dakdeling, daken van sociale huisvesting, zonnecarports op parkings en een net dat samenwerking beloont in plaats van bestraft.
Europa als energieruggengraat
In plaats van Vlaanderen als eiland, moeten we energie denken op EU-schaal:
- De zon van Spanje en Griekenland als drager van solar-credits
- De waterkracht en opslagcapaciteit van de Alpen als back-up
- De Noordzee als ring van windenergie, niet als prestigeproject
Zo ontstaat een veerkrachtig systeem. Geen nationale eilanden, maar een intelligent netwerk dat deelt, buffert en optimaliseert.
En Jan Modaal?
Die speelt een cruciale rol.
Van passieve factuurbetaler naar actieve participant.
Niet via plicht, maar via incentives en design.
Energie mag weer spel worden: jagers op verlies, slimme apps, buurten die met elkaar vergelijken, scores, badges. Ik zag het gebeuren tijdens een hackathon waar studenten in 24 uur apps bouwden rond slimme meters. Het kán. Nu het beleid nog.
En o ja, het milieu?
Dat vaart er vanzelf bij.
Geen collateral damage, maar collateral benefit.
Laten we stoppen met energie als een probleem te zien. Het is een ontwerpvraagstuk. En de tools liggen klaar. Tijd om het systeem te herschrijven. Samen.
Mooi uitgewerkt in dit opiniestukje :
http://www.standaard.be/cnt/dmf20171212_03239934
LikeLike